Voor de tweede keer heeft een Rechtbank geoordeeld dat de Belastingdienst inkeerders niet mag beboeten voor onjuiste aangiften inkomstenbelasting voor zover die vóór 1 januari 2010 zijn ingediend. De Rechtbank Noord Holland kwam in 2013 al tot dat oordeel. Nu was het de Rechtbank Gelderland die op 14 juli jl. in dezelfde zin oordeelde.
Tot 2 juli 2009 was het mogelijk om verzwegen inkomsten of vermogen alsnog bij de Belastingdienst op te biechten zonder dat dit leidde tot (hoge) boeten. Vanaf die datum was boeteloze inkeer niet meer mogelijk. De boete kon in het slechtste geval oplopen tot 100% maar in de praktijk werd deze veelal gematigd tot 15%. Na een hernieuwde mogelijkheid om boeteloos in te keren tussen 2 september 2013 tot 1 juli 2014 is het boetebeleid door de Staatssecretaris steeds verder verhard en worden steeds hogere boeten aan inkeerders opgelegd. En burgers waarvan de Belastingdienst weet dat zij buitenlands inkomen of vermogen hebben verzwegen worden extra hard aangepakt. Zij kunnen op een boete rekenen van 150% (1,5 keer de verschuldigde belasting dus).
De vraag is echter of het opleggen van deze (steeds hogere) boeten aan inkeerders wel door de beugel kan. In de procedure waarin de Rechtbank Gelderland op 14 juli jl uitspraak heeft gedaan, was de vraag aan de orde of de Belastingdienst ook een boete kon opleggen met betrekking tot die aangiften inkomstenbelasting die voor 2 juli 2009 waren ingediend. Immers op die datum is de inkeerregeling ten nadele van de burgers gewijzigd.
In een zeer uitvoerige uitspraak komt de Rechtbank tot de conclusie dat beboeting niet is toegestaan voor aangiften die voor 1 januari 2010 zijn ingediend. Volgens de Rechtbank is o.a. sprake van strijd met artikel 7 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Op basis van dit verdrag mag geen zwaardere straf worden opgelegd dan die ten tijde van het doen van de onjuiste aangifte van toepassing was. Dit uitgangspunt, beter bekend als het legaliteitsbeginsel, is ook in het Wetboek van Strafrecht opgenomen. Dat de Rechtbank uitgaat van de datum 1 januari 2010 en dus niet van 2 juli 2009 komt omdat er sprake was van overgangsrecht waardoor inkeer tot 1 januari 2010 plaats kon vinden zonder beboeting.
Betekent deze recente uitspraak van de Rechtbank Gelderland dat de Belastingdienst ook geen boeten kan opleggen voor onjuiste aangiften die zijn ingediend in de periode tussen 2 september 2013 tot 1 juli 2014? Wij achten het verdedigbaar dat deze periode niet anders behandeld moet worden dan de periode van voor 1 januari 2010. Maar de Belastingdienst denkt daar ongetwijfeld anders over.
Tot slot nog het volgende. In de praktijk zien wij dat de Belastingdienst de laatste tijd vrijwel altijd een boete oplegt van 150% indien zij al over informatie beschikken dat iemand inkomen heeft verzwegen dat in het buitenland is verdiend en/of beschikt over vermogen op een buitenlandse bankrekening en dat verzwegen heeft. Daarbij wordt op geen enkele wijze rekening gehouden met mogelijk strafverminderende omstandigheden. Niet zelden zijn dergelijk omstandigheden wel aan te voeren. Het initiatief daartoe moet wel van de boeteling komen! Worden dergelijke strafverminderende omstandigheden aangevoerd en zo nodig aannemelijk gemaakt dan moet de Belastingdienst daar rekening mee houden. De boete moet immers, om in juridisch jargon af te sluiten, passend en geboden zijn!