Het Ministerie van Financiën heeft vandaag, naar aanleiding van een Woo-verzoek van ProceD, documenten openbaar gemaakt over het door de Belastingdienst gevoerde beleid ten aanzien
De inkeerregeling, die het mogelijk maakte boetevrij opzettelijk onjuist ingediende aangiften te corrigeren, is de afgelopen jaren door de overheid drastisch versoberd. Voor aangiften die zijn ingediend na 1 januari 2018 is het niet meer mogelijk om boetevrij in te keren voor wat betreft in het buitenland aangehouden vermogen. Alleen voor niet aangegeven inkomsten in box 1 en 2 is boetevrije inkeer nog wel mogelijk, maar alleen als minder dan 2 jaar zijn verstreken sinds de indiening van de onjuiste of onvolledige aangifte.
Door de internationale uitwisseling van gegevens omtrent bankrekeningen is de Belastingdienst doorgaans goed op de hoogte van in het buitenland aangehouden vermogen. Steevast volgt dan een langdurig traject dat uiteindelijk leidt tot het voornemen een navorderingsaanslag over een periode van twaalf jaar op te leggen, alsmede een hoge vergrijpboete. De Belastingdienst streeft gewoonlijk naar het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met de belastingplichtige, die dan wel moet verklaren af te zien van het recht op bezwaar en beroep.
De adviseurs van ProceD hebben de afgelopen jaren vele belastingplichtigen bijgestaan bij dergelijke procedures. Daarbij krijgen wij vaak de vraag of de Belastingdienst bereid is afspraken te maken over de hoogte van het verzwegen vermogen, zodat geen verzoek aan buitenlandse banken behoeft te worden gedaan. De Belastingdienst is daartoe echter principieel niet toe bereid en stelt zich op het standpunt dat de werkelijke bedragen belast moeten worden.
De hoogte van de boete kan door het aanvoeren van adequate strafverminderende omstandigheden daarentegen wel worden beïnvloed. ProceD begeleidt het opstellen van deze argumentatie.
Ook de adviseur van een cliënt met verzwegen buitenlandse vermogen, loopt risico. Een adviseur die op de hoogte is (of had moeten zijn) van verzwegen buitenlands vermogen van zijn cliënt en desalniettemin een aangifte opmaakt en indient waarin deze buitenlandse bankrekening niet is vermeld, pleegt een beboetbaar feit. Dit kan immers worden gekwalificeerd als het opzettelijk indienen van een onjuiste aangifte.
Adviseurs lopen derhalve ook zelf een fors risico indien zij voor hun cliënten aangiften indienen waarvan zij de wetenschap hebben (of hadden moeten hebben) dat daarin één of meerdere buitenlandse bankrekeningen niet worden opgenomen. ProceD ondersteunt adviseurs van administratie-, accountants- en belastingadvieskantoren die met deze situatie worden geconfronteerd.
ProceD geeft studiebijeenkomsten, incompany training en vaktechnisch overleg.
Het Ministerie van Financiën heeft vandaag, naar aanleiding van een Woo-verzoek van ProceD, documenten openbaar gemaakt over het door de Belastingdienst gevoerde beleid ten aanzien
Belastingdienst maakt aangepast ‘Handhavingsplan arbeidsrelaties’ bekend
De Belastingdienst heeft onlangs een aangepaste versie gepubliceerd van het “Handhavingsplan arbeidsrelaties 2023”. In het plan worden de handhavingsactiviteiten van de Belastingdienst uitgewerkt. Daarbij wordt
In een uitspraak van 8 september jl. heeft de Hoge Raad geoordeeld dat zaak verwezen moet worden omdat het Hof geen oordeel heeft gegeven over
© All rechten voorbehouden | Algemene voorwaarden | Privacy- en cookieverklaring