De Belastingdienst heeft onlangs een aangepaste versie gepubliceerd van het “Handhavingsplan arbeidsrelaties 2023”. In het plan worden de handhavingsactiviteiten van de Belastingdienst uitgewerkt. Daarbij wordt uitgegaan van een drietal tranches die gericht zijn op het ‘verstreken en verbeteren van de handhaving’ en de ‘activiteiten die worden ontwikkeld in relatie tot het opheffen van het handhavingsmoratorium’ (uiterlijk per 1 januari 2025). In de eerste tranche, die ziet op het jaar 2023, zal de aandacht gericht zijn op het versterken en verbeteren van de handhaving. De tweede tranche, die in 2024 zal worden uitgerold, heeft als werktitel meegekregen “Op weg naar opheffing van het handhavingsmoratorium”. Tot slot zullen de activiteiten van de derde tranche in 2025 zich richten het handhaven zonder handhavingsmoratorium.
In het kader van deze notitie zullen wij alleen ingaan op de door de Belastingdienst in 2023 te ontplooien activiteiten binnen de eerste tranche. De eerste tranche ziet, zoals gezegd, primair op het ‘versterken en verbeteren’ van de handhaving. De handhaving vindt in 2023 nog plaats binnen het handhavingsmoratorium en is primair gericht op de loonheffingen in relatie tot opdrachtgevers en wordt gaandeweg verbreed naar de opdrachtnemers en daarmee naar de omzetbelasting en de inkomensheffing.
De Belastingdienst zal dit jaar starten met het afleggen van bedrijfsbezoeken waarbij informatie zal worden ingewonnen over de bestaande procedures rondom de inhuur van zzp’ers om op die manier tevens de toekomstige handhavingsstrategie van de onderneming te bepalen. Zo nodig zal het bedrijfsbezoek gevolgd kunnen worden door een boekenonderzoek. In beginsel zal de handhaving alleen leiden tot corrigerend optreden tenzij sprake is van kwaadwillendheid. Kwaadwillenden zijn opdrachtgevers die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laten ontstaan of voortbestaan. In dat geval kan en zal de Belastingdienst corrigerend optreden door een correctieverplichting of een naheffingsaanslag voor de niet ingehouden en afgedragen loonheffingen op te leggen al dan niet verhoogd met een vergrijpboete.
Een bedrijfsbezoek of een boekenonderzoek kan er tevens toe leiden dat de Belastingdienst een aanwijzing geeft aan partijen die geen dienstbetrekking hebben beoogd, maar een werkwijze of overeenkomst hanteren die naar de mening van de Belastingdienst wel kwalificeert als een dienstbetrekking. De Belastingdienst zal partijen er alsdan op wijzen dat een aanpassing van hun werkwijze of overeenkomst nodig is om buiten dienstbetrekking te werken. Wordt die aanwijzing niet opgevolgd dan zal de opdrachtnemer in de loonadministratie moeten worden opgenomen. Aanwijzingen geven begint ermee dat de Belastingdienst expliciet aangeeft op basis van welk samenstel van feiten zij van mening is dat sprake is van een dienstbetrekking. De Belastingdienst dient de aanwijzingen schriftelijk te geven en deze dienen concreet betrekking te hebben op de beoordeelde arbeidsrelatie(s). Opdrachtgevers moeten met die aanwijzingen aan de slag gaan om hetzij de arbeidsrelatie zodanig vorm te geven dat buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, hetzij de arbeidsrelatie vanaf het moment van de aanwijzingen als dienstbetrekking te verwerken in de aangifte loonheffingen. De opvolging van de aanwijzing moet binnen een redelijke termijn plaatsvinden. Een redelijke termijn is in de regel 3 maanden, maar kan in specifieke gevallen korter (minimaal 1 maand) of langer (maximaal 6 maanden) zijn. Vindt binnen de redelijke termijn geen of onvoldoende opvolging van de aanwijzing plaats of is deze arbeidsrelatie niet in de aangifte loonheffingen opgenomen, dan zal de Belastingdienst overgaan tot het opleggen van een correctieverplichting of naheffingsaanslagen voor de niet ingehouden en afgedragen loonheffingen met belastingrente en eventueel boetes. Daarbij kan worden teruggegaan tot het moment waarop de aanwijzing is gegeven.
Het Handhavingsplan maakt duidelijk dat het kabinet, zoals aangegeven in de voortgangsbrief “Werken met en als zelfstandige(n)’ de problematiek rond de schijnzelfstandigen wil gaan aanpakken en uiterlijk op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium wil afschaffen. Het is te verwachten dat de handhaving (ook?) middels een branche specifieke aanpak zal gaan plaatsvinden. Zo hebben de betrokken zorgbrancheorganisaties en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Financiën en de Belastingdienst begin juli 2023 een gezamenlijke verklaring naar buiten gebracht om zoveel mogelijk duidelijkheid te geven aan zorgorganisaties bij de kwalificatie van arbeidsrelaties bij de inhuur van zzp’ers.