Per 1 juli jl. is het nieuwe Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (Protocol AAFD) in werking getreden. Deze volgt de AAFD richtlijnen uit 2011 op.
Als fraude door of met medewerking van een adviseur is gepleegd, vormt dat één van de wegingscriteria voor een strafrechtelijke afdoening. Ook in de vroegere Richtlijnen was dat al het geval. Nieuw is echter dat in het nieuwe Protocol uitdrukkelijk aandacht wordt besteed aan de mate van betrokkenheid van de adviseur.
Zo zal de Belastingdienst de vaststelling dat de adviseur vermoedelijk op de hoogte was van de fraude én daaraan actief of passief medewerking verleende, met aanwijzingen moeten onderbouwen. Het Protocol voegt daar nog aan toe dat daarbij niet hoeft komen vast te staan dat sprake is van een verdachte.
Wat moeten we ons hierbij voorstellen? Ziet deze nieuwe bepaling in het Protocol ook op het passief blijven van de adviseur die weet dat zijn cliënt sleept met omzetbelasting en dat laatstgenoemde die hoge suppletie-aangifte omzetbelasting niet indient? Wij achten dat niet uitgesloten. Immers, uit het onlangs op het WOB verzoek van ProceD vrijgegeven geheime beleid van de Belastingdienst omtrent de Actie Balansschulden Omzetbelasting blijkt dat naast verbetering van het aangiftegedrag ook een beroep gedaan wordt op het zelfcorrigerend gedrag van de adviseur.
Het is nog totaal niet duidelijk hoe de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie met deze nieuwe bepaling in het Protocol AAFD zullen omgaan. Wel is duidelijk dat de aandacht bij fraude volgens dit nieuwe Protocol sneller uit zal gaan naar de adviseur en zijn rol daarin.
Het Ministerie van Financiën heeft vandaag, naar aanleiding van een Woo-verzoek van ProceD, documenten openbaar gemaakt over het door de Belastingdienst gevoerde beleid ten aanzien