Menigeen op het Ministerie van Financiën zal afgelopen vrijdag een zucht van verlichting hebben geslaakt! De uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni jl. waarin ons hoogste rechtscollege bepaalde dat de box III voor het jaar 2011 nog door de beugel kon, kwam wellicht niet geheel onverwacht. Maar voor hetzelfde geld was het kwartje toch de andere kant opgevallen. Advocaat Generaal Niessen bracht op 4 februari 2016 zijn conclusie uit bij deze zaak. Hij kwam tot de conclusie dat de belastingheffing van box III een disproportionele inbreuk maakt op het door artikel 1 EP gewaarborgde recht op ongestoord genot van eigendom. De A-G verwijst ook naar de maatschappelijke onrust en onvrede over de vermogens-rendementsheffing. Uiteraard is ook het kabinet opgevallen dat er veel maatschappelijke en politieke discussie is ontstaan over de vermogens-rendementsheffing.
Hoewel uit de reactie van het Ministerie van Financiën op de conclusie kon worden opgemaakt dat de Staatssecretaris vrij zeker van zijn zaak was, was het tegendeel het geval. Met de nodige angst werd uitgekeken naar het arrest dat nu dan het daglicht gezien heeft.
Opluchting zal er op het Ministerie van Financiën ongetwijfeld geweest over het arrest van 10 juni jl. zijn maar de waarschuwing van de Hoge Raad zal toch ook duidelijk zijn geweest. Volgens de Hoge Raad moet opnieuw naar de regels voor het fictieve rendement gekeken worden als een rendement van 4% over een langere periode onhaalbaar is.
Volgens de adviseurs van ProceD is het maar zeer de vraag of de aanpassingen van de belastingheffing in box III per 1 januari 2017 voldoende tegemoet komen aan de waarschuwing van de Hoge Raad. Of gaat de Hoge Raad al eerder ingrijpen? Hij krijgt daartoe binnenkort de gelegenheid in de lopende proefprocedures tegen de belastingheffing in box III.
Het Ministerie van Financiën heeft vandaag, naar aanleiding van een Woo-verzoek van ProceD, documenten openbaar gemaakt over het door de Belastingdienst gevoerde beleid ten aanzien