Waarom de Belastingdienst niet te vertrouwen is

Moet de Belastingdienst bij het opleggen van een aanslag altijd openheid van zaken geven? Deze vraag kan, naar mijn mening, niet anders dan bevestigend worden beantwoord. Burgers moeten de overheid en zeker de Belastingdienst kunnen vertrouwen en zouden erop moeten kunnen rekenen dat de inspecteur bij de uitoefening van zijn taak (in beginsel) volledige transparantie betracht. Maar dat gebeurt helaas veel te weinig!

Zeker in de bezwaarfase staat de belastingplichtige machteloos. Als de inspecteur zich dan op geheimhouding beroept, kunnen belastingplichtigen daar niets tegen uitrichten, omdat ze niet over een rechtsmiddel beschikken. Dat geldt zelfs ook als de belastingplichtige zeker weet dat een bepaald stuk bestaat, maar dat de inspecteur het weigert te verstrekken. Ook daartegen is geen rechtsmiddel.

Formeel is weliswaar in de wet opgenomen dat de inspecteur “alle op de zaak betrekking hebbende stukken” ter inzage moet leggen van de belastingplichtige. Maar daar wringt nou precies de schoen! Veel discussie ontstaat bij zo’n dossierinzage tussen de adviseur en de inspecteur over de vraag wat verstaan moet worden onder alle op de zaak betrekking hebbende stukken.

Voor het functioneren van onze rechtsstaat is het van belang dat de Belastingdienst op draagvlak in de samenleving kan rekenen. Dat draagvlak is er de afgelopen jaren bepaald niet groter op geworden. Daar kan echter snel iets aan worden gedaan, namelijk door heel eenvoudig de regel in te voeren dat de belastingplichtige in de bezwaarfase voortaan exact hetzelfde dossier ontvangt dat later ook, mocht het tot een formele beroepsprocedure komen, aan de rechter moet worden verstrekt..

Nu volstaat de inspecteur er in de bezwaarfase vaak mee de belastingplichtige of zijn adviseur uit te nodigen voor een hoorgesprek. In de uitnodiging voor dat gesprek wordt dan weliswaar nog wel vermeld dat de belastingplichtige recht heeft op inzage van het dossier. Maar menig inspecteur maakt zich daar vervolgens met een Jantje van Leiden van af en doet geen enkele moeite om het dossier zo in te richten dat alleen alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage worden gegeven.

Niet zelden bevat het dossier vele tientallen stukken die niets met de zaak te maken hebben. Het dossier bij een bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting die is opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek loonheffingen en omzetbelasting, bevat vaak ook tientallen stukken die betrekking hebben op de controle loonheffingen.

Maar veel erger is het natuurlijk als het dossier dat de inspecteur ter inzage geeft, verre van compleet is. Een ervaren adviseur ziet dan al vrij snel dat een (groot) aantal stukken ontbreekt. Dat kan dan weer leiden tot hele vervelende discussies met de inspecteur, zeker als deze zich dan beroept op geheimhouding of (nóg kwalijker) botweg ontkent dat er nog meer stukken bestaan!

Door in de bezwaarfase meer oog te hebben voor de positie van de Belastingplichtige, zou de Belastingdienst bovendien het aantal beroepszaken substantieel kunnen terugbrengen. In de beroepsfase hebben belastingplichtigen immers aanzienlijk meer rechten. De Hoge Raad heeft een en andermaal uitgemaakt dat de inspecteur tegemoet moet komen aan het verzoek van de belastingplichtige tot overlegging van een bepaald stuk indien voldoende is gemotiveerd dat dit van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming van zijn zaak. Geen wonder dus dat belastingplichtigen die in de bezwaarfase dat stuk niet krijgen, in beroep gaan.

De lijn die de Hoge Raad uiteen heeft gezet is helder. Desondanks zijn er ook dit jaar alweer tientallen uitspraken van feitenrechters én de Hoge Raad geweest om een oordeel te geven over de vraag of een bepaald stuk in de procedure moet worden ingebracht. Uit die uitspraken blijkt telkens weer dat de Belastingdienst met grote regelmaat geen openheid van zaken wenst te geven. Transparantie is in menig procedure ver te zoeken.

Gelukkig heeft de Hoge Raad de rechtsbescherming van de burgers hoog in het vaandel staan. Geschillen over de vraag of een bepaald stuk door de Belastingdienst in een procedure moet worden ingebracht, worden veelal in het voordeel van de belastingplichtige beslist. Ons hoogste rechtscollege bevestigt keer op keer dat burgers erop moeten kunnen vertrouwen dat de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken inbrengt in de bezwaar- en beroepsprocedure en dat er volledige transparantie moet bestaan over de wijze waarop de aanslag tot stand is gekomen. Ik vind het dan ook onbegrijpelijk dat de Staatssecretaris van Financiën in cassatieprocedures toch zo vaak (je zou zeggen: tegen beter weten in) het standpunt van de inspecteur overneemt en verdedigt dat bepaalde stukken niet hoeven te worden ingebracht. Alleen door consequent vast te houden aan het recht op volledige inzage kunnen belastingplichtigen en hun adviseurs hier verandering in aanbrengen.

Amstelveen, 21 augustus 2018

Mr. Pieter W. Kok

Facebook
Twitter
LinkedIn

PE-punten of PE-uren behalen?

ProceD geeft studiebijeenkomsten, incompany training en vaktechnisch overleg.


Lees verder »

Actualiteiten

publicaties

uitspraken

[TWTR]