De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde op 1 september jl. dat belanghebbende er uit gevoerde correspondentie met de inspecteur op mocht vertrouwen dat een verbeurd verklaard bedrag van € 135.410 in aftrek mag worden gebracht op het inkomen over het jaar 2017.Daarnaast oordeelde de Rechtbank dat een aan belanghebbende opgelegde vergrijpboete met een bedrag van bijna € 250.000 moest worden verminderd omdat belanghebbende tijdens de mondelinge behandeling onweersproken had gesteld dat hij nu moest rondkomen van een netto loon van € 1.600 per maand. De Rechtbank zag daarin aanleiding om tot het oordeel te komen dat de opgelegde boete van € 269.170 “volstrekt onevenredig” is gezien de hoogte van het inkomen en matigde de boete tot € 25.000 om deze vervolgens nog eens te verminderen met 10% tot € 22.500 vanwege een undue delay.
Op 11 augustus 2017 heeft in het kader van een witwasonderzoek een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de woning van belanghebbende op een camping. Ook heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de auto van belanghebbende. Bij deze doorzoeking zijn 36 blokken cocaïne aangetroffen en grondstoffen voor de productie van MDMA. Verder zijn er onder meer vijf mobiele telefoons aangetroffen die over software beschikken die niet uit te lezen is, twee jammers, een vacuümmachine en een geldtelmachine. Daarnaast is contant geld in voornamelijk grote coupures aangetroffen. Bij vonnis van 20 februari 2018 is belanghebbende door de rechtbank Overijssel strafrechtelijk veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben gehad van 36 kilogram cocaïne, 108 kilogram MDMA en voor het witwassen van € 135.410. Dat bedrag werd verbeurd verklaard. Naar aanleiding van de strafrechtelijke veroordeling is op 30 oktober 2019 de navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2017 aangekondigd. Bij de vaststelling van de aanslag is ervan uitgegaan dat belanghebbende de aankoopsom van de in 2017 aangetroffen cocaïne en het toen aangetroffen contante geld moet hebben verdiend met werkzaamheden in dat jaar. De inkoopwaarde van de aangetroffen cocaïne is bepaald op € 25.000 per kilogram of totaal € 900.000. Als resultaat uit overige werkzaamheden is in aanmerking genomen € 900.000 plus € 135.410 oftewel € 1.035.410. Bij gelijktijdige beschikking is aan belanghebbende een vergrijpboete opgelegd van € 269.170, te weten 50% van de meer verschuldigde inkomstenbelasting. Daarbij is € 35.590 aan belastingrente in rekening gebracht.
Tijdens de bezwaarfase bevestigt de inspecteur schriftelijk dat aan de gemachtigde van belanghebbende is afgesproken dat de ontneming van strafrechtelijk verkregen voordelen zich niet in de vermogenssfeer afspeelt. Dit betekent, aldus de inspecteur, dat het ontnomen bedrag voor de belastingheffing aangemerkt wordt als aftrekbare kosten waardoor er ten aanzien van het ontnomen bedrag per saldo geen belastingheffing plaatsvindt. Bij het doen van de uitspraak op bezwaar is de inspecteur op deze toezegging teruggekomen. In beroep oordeelt de rechtbank dat belanghebbende erop mocht vertrouwen dat het verbeurd verklaarde bedrag van € 135.410 in aftrek mag worden gebracht in het jaar 2017.
Het Ministerie van Financiën heeft vandaag, naar aanleiding van een Woo-verzoek van ProceD, documenten openbaar gemaakt over het door de Belastingdienst gevoerde beleid ten aanzien