Inleiding
De foutenleer is een door de Hoge Raad ontwikkelde leer waarin onze hoogste rechtscollege in eerste instantie regels heeft gegeven voor het oplossen van een conflict tussen het beginsel van de balanscontinuïteit en het jaarwinstbeginsel. Dat conflict heeft zijn oorzaak in het feit dat bij de vaststelling van het eindvermogen van laatst vastgestelde jaar bepaaldelijk een fout is gemaakt, aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 22 oktober 1952, B9293.
De foutenleer kan pas aan de orde komen indien de fout niet gecorrigeerd kan worden middels een navorderingsaanslag dan wel dat vaststaat dat de belastingplichtige geen gewetensgeld wil betalen. Indien de beide laatst genoemde mogelijkheden niet aan de orde komen, zorgt de foutenleer er voor dat de gemaakte waarderingsfout in beginsel wordt gecorrigeerd in het oudst openstaande jaar. De foutenleer leent zich niet voor correcties indien het betreffende vermogensbestanddeel zich niet meer tot het ondernemingsvermogen van de belastingplichtige behoort. Ook incidentele fouten kunnen niet gecorrigeerd kunnen worden met behulp van de foutenleer.
Geldt de foutenleer alleen voor waarderingsfouten?
Lange tijd heeft de Hoge Raad vast gehouden aan zijn jurisprudentie dat de foutenleer alleen in beeld kwam bij waarderingsfouten van balansposten. In zijn latere jurisprudentie heeft de Hoge Raad de werking van de foutenleer opgerekt. In zijn arrest van 25 juli 2000 (BNB 2001/3) heeft de Hoge Raad bepaald dat de foutenleer ook geldt voor fouten in de afschrijvingensfeer. Tevens heeft de Hoge Raad bepaald dat de foutenleer kan worden toegepast bij onjuiste etikettering van vermogensbestanddelen.
Belanghebbende én de inspecteur kunnen zich ook beroepen op de foutenleer.
Ten aanzien van de vraag of belanghebbende en de inspecteur zich kunnen beroepen op de foutenleer is de Hoge Raad duidelijk. Beide kunnen een beroep doen op de foutenleer.
Een beroep op de foutenleer door de inspecteur kan er echter wel toe leiden dat hij een redelijke tegemoetkoming aan de belastingplichtigen moet geven als deze aannemelijk maakt dat door de toepassing van de foutenleer een hoger bedrag aan belasting verschuldigd is dan bij juiste toepassing van de wet (HR 29 juni 1988, BNB 1989/1).
Doet daarentegen de belastingplichtige een beroep op de foutenleer met als gevolg dat minder belasting verschuldigd is dan bij juiste wetstoepassing, leidt dit er niet toe dat de Belastingdienst recht heeft op een redelijke tegemoetkoming.
Hoe wordt de fout gecorrigeerd?
Prof. Dr. A.O. Lubbers heeft in zijn proefschrift “Foutenleer” (FM nr. 95) een drietal regels geformuleerd voor een juiste toepassing van de foutenleer.
- De balanscontinuïteitregel.
Op basis van deze regel moet de beginbalans van een jaar gelijk zijn aan de eindbalans van het voorgaande jaar. Op deze wijze wordt voorkomen dat winsten hetzij onbelast blijven hetzij dubbel belast worden. - De correctieregel.
Van de balanscontinuïteit dient te worden afgeweken indien in de eindwaardering een fout wordt ontdekt. Op basis van de correctieregel wordt het vermogensbestanddeel dat op de eindbalans van het voorgaande jaar onjuist is gewaardeerd op de beginbalans van het volgende jaar gewaardeerd op de juiste waarde. - De terugkeerregel.
Indien de toepassing van de correctieregel leidt tot het onbelast laten of dubbel belasten van winsten dan wordt de terugkeerregel toegepast. In dat geval wordt het betreffende vermogensbestanddeel voor het juiste bedrag gewaardeerd op de balans van betreffende jaar.
Op welke balansposten heeft de Hoge Raad de foutenleer van toepassing verklaard?
- Ten onrechte niet opgenomen schulden of bezittingen
- Ten onrechte wel opgenomen schulden of bezittingen
- Ten onrechte achterwege gebleven activering ingevolge 3.26 IB 2001
- Verkoop van een vermogensbestanddeel niet verwerkt
- Onjuiste berekening pensioenvoorziening
- Onjuiste vorming resp. instandhouding van de herinvesteringsreserve
- Onjuiste etikettering van een vermogensbestanddeel
- Onjuiste waardering als gevolg van afschrijvingsfouten
Slotopmerking
De vraag of in een concreet geval een beroep op de foutenleer gerechtvaardigd is, vereist een zeer goede kennis van dit weerbarstige leerstuk alsmede van de op dit terrein gewezen jurisprudentie. De adviseurs van ProceD hebben zeer veel ervaring met de foutenleer. Met name hebben de adviseurs van Proced de afgelopen jaren diverse keren met succes een beroep gedaan op de foutenleer in gevallen van onjuiste vermogensetikettering van woonpraktijkpanden.
Amstelveen, 28 januari 2014