Bewijs dat lening is aangegaan voor verbetering of onderhoud eigen woning.

Volgens de Hoge Raad verliest de Inspecteur niet na ommekomst van een zekere termijn het recht om van de belastingplichtige het bewijs te vergen voor na 2000 aan de woning verrichte werkzaamheden waarvoor de hypothecaire schuld volgens de belastingplichtige is verhoogd.

Belanghebbenden hebben de hypothecaire lening op hun eigen woning in 2007 verhoogd met een bedrag van € 93.500 tot een totaalbedrag van € 468.000. Belanghebbenden hebben de hypotheekverhoging als eigenwoningschuld aangemerkt in de aangiften inkomstenbelasting voor het jaar 2007 (deels) en 2008 en latere jaren (geheel) en de rente daarover in aftrek gebracht op hun inkomen uit werk en woning. Belanghebbenden hebben de Inspecteur desgevraagd laten weten dat de hypotheekverhoging verband hield met een verbouwing van de eigen woning. Zij konden dit niet staven met schriftelijke bescheiden. De Inspecteur heeft de renteaftrek over de hypotheekverhoging voor de jaren 2010 tot en met 2012 geweigerd en de eigenwoningschuld voor deze jaren op € 374.500 vastgesteld. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur de eigenwoningschuld voor deze jaren terecht op € 374.500 heeft vastgesteld.

Het Hof heeft geoordeeld dat het volgen van de aangiften over de jaren 2007 tot en met 2009 niet meebrengt dat belanghebbenden zijn ontslagen van de last te voldoen aan de wettelijke eis van staving met schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 3.123 Wet IB 2001. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de Inspecteur, door pas zes jaren na de hypotheekverhoging, en daarmee na het verstrijken van de navorderingstermijn voor het jaar 2007, te vragen om schriftelijke bescheiden nadat hij eerst de aangiften van voorgaande jaren had gevolgd, zijn recht die schriftelijke bewijsstukken op te vragen heeft verwerkt.

Op het door de Staatssecretaris ingestelde cassatieberoep oordeelt de Hoge Raad dat artikel 3.123 Wet IB 2001 bepaalt dat kosten voor verbetering of onderhoud van de woning in aanmerking worden genomen voor zover de verbetering en het onderhoud met schriftelijke bescheiden zijn te staven. De bewijslast ter zake rust op de belastingplichtige.

Het bestreden oordeel berust op de veronderstelling dat een tijdsverloop van zes jaren kan meebrengen dat aan belanghebbenden in het kader van een redelijke bewijslastverdeling niet meer kan worden tegengeworpen dat zij niet aan hun bewijslast voldoen. Uit artikel 3.123 Wet IB 2001 volgt echter niet dat de inspecteur gehouden is de in deze bepaling bedoelde schriftelijke bescheiden binnen zes jaren of binnen de navorderingstermijn op te vragen. Het bestreden oordeel berust dus op een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:AY8992, onderdeel 3.5).

Het door de Staatssecretaris ingestelde beroep in cassatie is derhalve gegrond. De Rechtbank heeft de eigenwoningschuld terecht op € 374.500 gesteld.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2019:629

Facebook
Twitter
LinkedIn

PE-punten of PE-uren behalen?

ProceD geeft studiebijeenkomsten, incompany training en vaktechnisch overleg.


Lees verder »

Actualiteiten

publicaties

uitspraken

[TWTR]