Als de inspecteur onduidelijkheid veroorzaakt bij de aankondiging van boeten door op het aanslagbiljet een boete te vermelden die niet aansluit bij de aankondiging van de boeten in het controlerapport, prevaleert de boetomschrijving op het aanslagbiljet. Tot dat oordeel kwam de Hoge Raad in zijn uitspraak van 7 mei jl.
De inspecteur heeft naar aanleiding van de uitkomsten van een bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek de bestreden naheffingsaanslag OB over de jaren 2009-2011 opgelegd. In het controlerapport van 27 november 2014 heeft de inspecteur op basis van artikel 67f AWR een vergrijpboete van 50% aangekondigd wegens het opzettelijk niet (volledig) binnen de in de belastingwet gestelde termijn betalen van omzetbelasting alsmede een vergrijpboete van 50% op basis van artikel 10a AWR wegens het opzettelijk niet doen van een suppletieaangifte omzetbelasting. Voor beide beboetbare gedragingen heeft de Inspecteur in het controlerapport aangekondigd een vergrijpboete op te leggen van vijftig procent van de nageheven belasting, oftewel twee maal een bedrag van € 52.799. Vanwege samenloop en de financiële situatie van belanghebbende ten tijde van de beboetbare gedragingen heeft de Inspecteur aangekondigd de boetebedragen te matigen, elk naar € 25.000, dus tot een bedrag van € 50.000 in totaal.
Op de achterzijde van het aanslagbiljet stond echter vermeld: “ “U bent reeds geïnformeerd over de gronden waarop deze boete berust. (…) De boete is gebaseerd op artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en op Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.” Voor het Hof in geschil of met de vaststelling en uitreiking van het aanslagbiljet aan belanghebbende, naast een boete op grond van artikel 67f AWR, ook een boete is opgelegd op grond van artikel 10a AWR. Het Hof heeft geoordeeld dat uit hetgeen op het aanslagbiljet is vermeld, volgt dat aan belanghebbende alleen een boete op grond van artikel 67f AWR is opgelegd, en niet tevens een boete op grond van artikel 10a AWR.
Op het door de Staatssecretaris ingestelde cassatieberoep oordeelt de Hoge Raad dat de onduidelijkheid die door de inspecteur is veroorzaakt door in het controlerapport twee verschillende boetes aan te kondigen en op het aanslagbiljet vervolgens slechts één boete, één boetebedrag en één overtreden voorschrift te vermelden, moet worden weggenomen door slechts betekenis toe te kennen aan hetgeen vermeld is op het aanslagbiljet. Ook het door de Staatssecretaris aangevoerde middel dat het Hof in dit geval had moeten uitgaan van een onschadelijk vormverzuim en artikel 6:22 Awb had moeten toepassen, faalt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2021:704&showbutton=true