Heeft de gemachtigde kenbaar gemaakt dat hij elektronisch (e-mailadres) voldoende bereikbaar is? (Hoge Raad 19 oktober 2018)

Belanghebbende heeft bij brief bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting zonder dat daarin de gronden van het bezwaar zijn vermeld. Het bezwaarschrift is ook vanaf het e-mailadres van belanghebbendes gemachtigde verstuurd. De Heffingsambtenaar heeft de ontvangst van het bezwaarschrift bij brief bevestigd. Deze brief is per post verzonden aan het in het bezwaarschrift genoemde adres. De brief vermeldt niet dat de gronden waarop het bezwaarschrift berust, ontbreken. Bij aan het e-mailadres gerichte e-mails heeft de Heffingsambtenaar de gelegenheid geboden om de gronden van het bezwaar kenbaar te maken. Nadat hierop niet was gereageerd, heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Het Hof heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar bevoegd was om belanghebbende langs elektronische weg een termijn te bieden om de gronden waarop het bezwaar berust, aan te vullen. Het heeft daartoe geoordeeld dat belanghebbende impliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij langs elektronische weg bereikbaar is als bedoeld in artikel 2:14, lid 1, Awb. Aangezien belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om de gronden aan te vullen, is niet voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, lid 1, aanhef en letter d, Awb, en kon de Heffingsambtenaar overgaan tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar, aldus het Hof.

De Hoge Raad stelt voorop dat op grond van artikel 6:5 Awb in verbinding met artikel 6:6 Awb een bezwaar niet-ontvankelijk verklaard kan worden indien het bezwaarschrift niet de gronden van het bezwaar bevat. Niet-ontvankelijkverklaring kan slechts volgen indien de indiener van het bezwaar in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Een bestuursorgaan kan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is (artikel 2:14, lid 1, Awb).

Het Hof heeft, aldus de Hoge Raad, aan zijn oordeel dat belanghebbende kenbaar heeft gemaakt dat hij langs elektronische weg voldoende bereikbaar is, ten grondslag gelegd dat de gemachtigde van belanghebbende (i) het bezwaarschrift vanaf het e-mailadres heeft verzonden naar het e-mailadres van het team Belastingen van de gemeente Breda, (ii) het e-mailadres heeft vermeld in diverse stukken die hij heeft ingediend in procedures tegen de gemeente Breda van andere belanghebbenden in de periode waarin de onderhavige e-mails zijn verzonden, en (iii) vanaf het e-mailadres in het kader van andere beroepsprocedures heeft gecommuniceerd met de afdeling Bezwaar en Beroep van de Belastingsamenwerking West-Brabant.

Het oordeel van het Hof dat de gemachtigde van belanghebbende kenbaar heeft gemaakt dat hij langs elektronische weg voldoende bereikbaar is als bedoeld in artikel 2:14, lid 1, Awb, geeft volgens de Hoge Raad, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

Ons commentaar
De gemachtigde van belanghebbende heeft niet gereageerd op een email van de Heffingsambtenaar om de gronden waarop het bezwaar berust binnen drie weken kenbaar te maken. Daarop wordt het bezwaar niet ontvankelijk verklaard.
In beroep stelt de gemachtigde dat hij niet kenbaar heeft gemaakt dat hij langs elektronische weg voldoende bereikbaar was. Het Hof oordeelde echter dat in het onderhavige geval voldaan is aan de voorwaarde voor toezenden van berichten via de elektronische weg, doordat de gemachtigde kenbaar heeft gemaakt dat hij voldoende bereikbaar is op het e-mailadres [adres]. Hij heeft het bezwaarschrift immers ook per email verzonden.

Het Hof verwees in haar uitspraak naar de wetsgeschiedenis van artikel 2:14 Awb waarin de volgende passage is opgenomen:
“Teneinde een bericht langs elektronische weg te mogen verzenden, is vereist dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs die weg voldoende bereikbaar is. De wettekst stelt geen eisen aan de wijze van kenbaarmaking. De kenbaarmaking kan meer of minder uitdrukkelijk geschieden. De geadresseerde zal moeten aangeven op welk elektronisch postadres hij bereikbaar is. Vergeleken met een conventionele omgeving is het op de elektronische snelweg immers veel eenvoudiger om een postadres te wijzigen of om over meer postadressen te beschikken. Men zie meer uitvoerig het algemeen deel van deze toelichting.”
Volgens het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende impliciet aangegeven dat hij voldoende bereikbaar was voor emailverkeer. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Hof.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2018:1967&showbutton=true

Facebook
Twitter
LinkedIn

PE-punten of PE-uren behalen?

ProceD geeft studiebijeenkomsten, incompany training en vaktechnisch overleg.


Lees verder »

Actualiteiten

publicaties

uitspraken

[TWTR]