Ook recht op immateriële schadevergoeding bij niet-ontvankelijk bezwaar? (Hoge Raad 15 februari 2019)

Op 3 april 2014 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen een door haar verrichte voldoening op aangifte op 11 november 2013 van een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De Inspecteur heeft bij uitspraak van 16 mei 2017 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op het bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Zij heeft daarbij verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van haar zaak. De Rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:54 Awb het beroep ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft daarbij geen oordeel gegeven over het verzoek om vergoeding van immateriële schade. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank verzet gedaan. Bij de in cassatie bestreden uitspraak heeft de Rechtbank geoordeeld dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar is en zij heeft daarom het verzet ongegrond verklaard. Ook in deze uitspraak heeft de Rechtbank geen beslissing gegeven over het verzoek om vergoeding van immateriële schade.

Belanghebbende klaagt er in cassatie over dat de Rechtbank het verzoek om vergoeding van immateriële schade onbehandeld heeft gelaten.
De Hoge Raad stelt bij de behandeling van het middel wordt vooropgesteld dat ook op een bezwaar of beroep dat te laat is ingediend, binnen een redelijke termijn moet worden beslist. Ook in die gevallen moeten, behoudens bijzondere omstandigheden, spanning en frustratie als grond voor vergoeding van immateriële schade worden verondersteld. Ook in deze gevallen mag de rechter een verzoek om vergoeding van die schade niet onbehandeld laten. Dat wordt niet anders als hij van oordeel is dat het bezwaar of beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Een dergelijke kennelijke niet-ontvankelijkheid is geen bijzondere omstandigheid.

Ons commentaar
De Hoge Raad oordeelt dat een niet-ontvankelijk beroep toekenning van een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn niet uitsluit. Zelfs bij een te laat ingediend bezwaarschrift wordt spanning en frustratie verondersteld en kan in beginsel een immateriële schadevergoeding volgen. De Rechtbank is derhalve niet terecht aan het schadeverzoek voorbij gegaan. Dit is conform de bestaande jurisprudentie.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2019:241&showbutton=true

 

Facebook
Twitter
LinkedIn

PE-punten of PE-uren behalen?

ProceD geeft studiebijeenkomsten, incompany training en vaktechnisch overleg.


Lees verder »

Actualiteiten

publicaties

uitspraken

[TWTR]