Belanghebbenden maakten tevergeefs bezwaar tegen een aantal beslissingen en kennisgevingen van de Belastingdienst, waaronder mededelingen met betrekking tot op aanslagen openstaande bedragen. Zij hebben voorts ingebrekestellingen en dwangsomverzoeken ingediend omdat de Belastingdienst niet tijdig op hun bezwaren heeft beslist. De Inspecteur heeft alle bezwaren en dwangsomverzoeken afgewezen.
Nadat het beroep van belanghebbenden door de Rechtbank ongegrond werd verklaard, tekenden zij hoger beroep aan bij het Hof Den Haag. In hoger beroep stelden belanghebbenden o.a. dat de Belastingdienst hen onrechtmatig had behandeld door niet te antwoorden op bij herhaling gestelde vragen over de wijze waarop zij in de digitale bestanden van de Belastingdienst waren vermeld. Het Hof Den Haag verklaarde het hoger beroep eveneens ongegrond.
Daarop tekenden belanghebbenden beroep in cassatie aan. In cassatie stelden belanghebbenden dat het Hof niet heeft onderzocht of de Belastingdienst alle op de zaak betrekking hebbende stukken zoals bedoeld in artikel 8:42 heeft overgelegd.
De Hoge Raad oordeelt dat behoudens gevallen van gerechtvaardigde weigering op grond van artikel 8:29 Awb en uitzonderingsgevallen als misbruik van procesrecht, dient te worden tegemoetgekomen aan een verzoek van de belanghebbende tot overlegging van een bepaald stuk indien deze voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het stuk van enig belang kan zijn voor de besluitvorming in zijn zaak (zie HR 25 april 2008, nr. 43448, ECLI:NL:HR:2008:BA3823, BNB 2008/161).
Als de rechter tot de slotsom komt dat aan een verzoek tot aanvulling van het dossier niet hoeft te worden tegemoetgekomen, bijvoorbeeld omdat onvoldoende duidelijk is op welk stuk of welke stukken het betrekking heeft, omdat het verzoek onvoldoende is gemotiveerd of omdat sprake is van een gerechtvaardigde weigering of een uitzonderingsgeval als hiervoor bedoeld, dient hij die beslissing en de gronden waarop zij berust, te vermelden in zijn uitspraak.
De middelen worden terecht voorgesteld voor zover zij erover klagen dat het Hof in zijn uitspraak geen oordeel heeft gegeven over de stelling van belanghebbenden dat het dossier incompleet is. Zij kunnen niettemin niet tot cassatie leiden, omdat de uitspraak van het Hof en de stukken van het geding geen andere conclusie toelaten dan dat belanghebbenden voor het Hof enkel in algemene termen erover hebben geklaagd dat het dossier incompleet is en dat zij niet gemotiveerd hebben gesteld waarom de volgens hen ontbrekende stukken van belang kunnen zijn.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2018:1113