Bij betwisting ontvangst aanslag moet inspecteur aannemelijk maken aan welk postvervoerbedrijf de aanslag is aangeboden

In het geval de verzending van een belastingaanslag door de belanghebbende wordt betwist, dient de inspecteur niet alleen aannemelijk te maken dat deze aanslag naar het juiste adres is verzonden, maar ook aan welk postvervoerbedrijf die aanslag voor verzending is aangeboden.
Met dagtekening 28 juni 2017 zijn aan belanghebbende voor het jaar 2014 de aanslagen inkomstenbelasting en ZVW opgelegd. Belanghebbende heeft pas ruim drie jaar later, bij brief van 30 november 2020, bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen. De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De Rechtbank Den Haag heeft het beroep van de belanghebbende tegen de niet-ontvankelijk verklaring door de inspecteur ongegrond verklaard zonder zitting. Tegen die uitspraak heeft belanghebbende verzet aangetekend.
In verzet is de uitspraak van de Rechtbank waarbij het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar met toepassing van artikel 8:54 Awb ongegrond is verklaard, in stand gelaten. De ongegrondverklaring van het beroep steunt op de overweging dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslagen naar het juiste adres van belanghebbende zijn verzonden.
Tegen dat oordeel heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld. Onder verwijzing naar zijn arrest van 17 juni 2022 oordeelde de Hoge Raad bij betwisting van de ontvangst van een aanslag het op de weg van de inspecteur ligt om de verzending aannemelijk te maken. Daarbij dient de inspecteur niet alleen aannemelijk te maken dat de aanslag naar het juiste adres is verzonden maar ook aan welk postvervoerbedrijf de aanslag voor verzending is aangeboden.
De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar de Rechtbank die het onderzoek dient voort te zetten in de stand waarin het zich bevond.

 

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2023:41

 

Leave a Comment